-Achtig
(-èètig), achtervoegsel, met grote frequentie en vrijheid gehanteerd; geplaatst achter werkwoordstammen, zelfst. En bijv. Naamwoorden, maar ook eigennamen om affiniteit, geneigdheid en gezindheid aan te geven: dansèètig, geneigd tot dansen; papèètig, belust op pap; Pietèètig, Piet welgezind.